Amstelveld 1937

Maandag 24 mei 1937.

Al vroeg in de ochtend verzamelen zich op het Amstelveld enkele tientallen handelaren en ‘vele kijklustigen’ voor de eerste Amsterdamse automarkt.
De verkopers parkeren hun wagens – op aanwijzing van de marktmeester – in lange rijen, en poetsen nog even snel de voorruit op.
De meeste auto’s zijn zo oud dat het oppoetsen van de voorruit niet veel verschil zal maken, maar ‘tussen de vele overjarige beestjes’ staat ook ‘menig stoere wagen’.
Behalve kijklustigen trekt de markt ook serieuze kopers, die op die stoere wagens best een bod willen doen.
Daarop volgen dan onderhandelingen die er zo heftig aan toe gaan dat een journalist van De Tijd opmerkt: ‘Op het eerste gezicht schijnt het ons verwonderlijk, dat er niet elk ogenblik bloedige twisten uitbreken.’
Maar bloedige twisten blijven uit, en als het Amstelveld in de namiddag weer leegstroomt zijn ruim 80 auto’s vreedzaam van eigenaar gewisseld. Het is al met al een succes, en de burgemeester geeft toestemming om vanaf nu elke week een automarkt te houden.
De journalist van De Tijd concludeert tevreden dat ‘aan den wijdvertakte boom van het Amsterdamse leven Maandagavond een nieuw en veelbelovend twijgje is ontsproten: de automarkt.’